zaterdag 2 mei 2015

Allemaal kinderen van vluchtelingen

Beste Abkerom,

Jij hebt een naam: Abkerom Mulue en we weten dat je uit Eritrea komt. Van honderden, misschien duizenden van jouw lotgenoten die de overtocht met een vluchtelingenboot van Afrika naar Europa niet overleefden, kennen we naam noch herkomst. Je getuigenis in Koppen vorige de week was ontroerend. Aan boord van jouw vluchtelingenschuit is brand uitgebroken en je moest zwemmen voor je leven. Een eerste boot negeerde jullie nood, een tweede, een Italiaans schip, kon 46 drenkelingen redden. Wie één mens red, red de mensheid, zegt een Joods spreekwoord...
Je moest eens weten, Abkerom, hoe schamper er in Fort Europa over jullie wordt getwitterd, gefacebookt en gecafépraat: "ze moesten ze allemaal terugsturen, hoe meer er verzuipen hoe minder problemen wij hebben, enz."  Alsof jullie vlucht een keuze is, een zondags uitstapje zelfs.
Ik woon in de Westhoek, dat zal je wel niet kennen. Maar het klinkt westers, niet? Het is er mooi, maar ik hoor er evengoed zo'n cafépraat en ik schaam me in hun plaats. Schijnbaar kennen ze hun geschiedenis niet. Nochtans, je kan niet zeggen dat er de voorbije tijd niet af en toe eens iets over de Eerste Wereldoorlog wordt gezegd, getoond of geschreven hier ten lande. Dan zouden ze moeten weten dat vanuit Poor Little Belgium honderd duizenden mensen in 1914 en de jaren erna op de vlucht zijn geslaan, naar Groot-Britannië, naar Nederland en vooral naar Frankrijk. De Normandie zat vol Belgische vluchtelingen. Pastoors en gendarmen liepen zich samen de benen van onder het gat om mensen aan te sporen de vlucht te nemen, naar Frankrijk. Telkens een trein vertrekkensklaar stond in Abele of Adinkerke, werd de promotiemachine op gang getrokken: voor het zielenheil van de kinderen, voor de veiligheid van ouderlingen, om plaats te maken voor nog meer kanonnenvoer.
Zou iemand er ooit een moment aan getwijfeld hebben of al die petits belges welkom waren in Frankrijk? Zou de Franse overheid erover getobd hebben of ze hun grenzen moesten sluiten of niet?
Een halve eeuw voor de oorlog waren er, vooral in West- en Oost-Vlaanderen, rampzalige misoogsten geweest met armoede en hongersnood tot gevolg. De Vlaanders, dat was krot en compagnie. De Belgische overheid was wat blij dat ze ervan af geraakten, dus gaven ze zelfs subsidie voor zij die via de Red Star Line of andere Titanics de oversteek naar Amerika waagden, zonder retourticket. De overheid speelde zelf voor mensensmokkelaar, als het ware...
Ik was ooit in het archief van de Noord-Hollandse stad Haarlem. In de huwelijksregisters trof ik er tientallen en nog eens tientallen bruiden en bruidegommen geboren in Watou, Menen, Ieper, Nieuwkerke, Hondschote of Steenvoorde. In het archief van Leiden zijn die tientallen er waarschijnlijk wel honderden en ze komen allemaal uit wat we nu de Westhoek en Frans-Vlaanderen noemen. Ze sloegen op de vlucht voor de bloedige Spaanse Inquisitie.  En ze huwden allemaal met elkaar! Grote integratiekampioenen waren het dus ook niet. Heeft het de Nederlandse samenleving ontwricht, heeft het de ondergang van de jonge Hollandse republiek ingeleid? Nee hoor, de immigratie heeft de Hollandse Gouden Eeuw ingeleid met Rembrandt en Vermeer, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, maar ook met kunst van Frans Hals, geboren in Antwerpen en Roeland de Savery uit Kortrijk, wetenschappen met Simon Stevin, geboren in Brugge, zeevaartkaarten voor de VOC van Petrus Plancius uit Dranouter...

We zijn allemaal kinderen van vluchtelingen. We zijn allemaal Abkerom, maar dat ligt schijnbaar wat moeilijk dan met zijn allen Charlie te zijn.

Salam,
Wim

zaterdag 29 maart 2014

Op je poep het duin af (2)

Beste Patatte Boelie,

Ik heb je nooit gekend, maar ik zie je villaatje nog voor me. Het stond aan 't eind van de duin die begon achter ons vakantiehuis: witte gevel, leien dak, gele luikjes. Waarom mijn neven, die het hele jaar door in St.-Idesbald woonden, je zo noemden, weet ik niet.
Ik moest denken aan je, nee, niet aan jou want ik ken je niet, maar aan je huisje, of beter nog aan dat zicht op dat huisje van op de rand van onze tuin. Dat zicht is verdwenen, trouwens net als het zicht op de zee en sinds een paar maanden ook het zicht op de tramlijn. Er is eigenlijk haast geen zicht meer, 't is geen gezicht...
Daarover is van de week veel te doen geweest in de pers want een gids die de titel draagt "600 plekken in Vlaanderen die je moet gezien hebben", raadt de lezer ten stelligste af om naar de Belgische kust te gaan, vanwege schreeuwlelijk, oersaai en ga maar door.
Nou ja, 't is niet de mooiste plek op aarde. Die heb ik, denk ik nog niet gezien, en 'k zit er eigenlijk ook niet op te wachten. Er zijn dingen die je in je leven niet moet willen. 600 plekken in Vlaanderen zien, bijvoorbeeld....
Ik moet natuurlijk ook wel even denken, als ik loop in de duinen van de Côte Opale of fiets door de Wassenaarse Duinen, van: god, wat hebben we 't in België toch aardig verkloot hè. En het heeft in die discussie niet veel zin om de mooie plekken die er wel nog zijn op te sommen (de Westhoekduinen in de Panne, het Calmeynbos, ...) want het is toch een beetje zoals die ene slechte boon die je hele kan koffie om zeep helpt. 't Is verkloot, dat moeten we onder ogen zien.
Maar ik weet niet of ik dat zo erg vind en ik weet al helemaal niet of de kust daarin dan zoveel slechter bezig is dan pakweg Brussel, Kortrijk of euh... Poperinge. Ik bedoel maar, er zijn daar ook fantastisch mooie panden tegen de grond gegaan, er worden daar ook lelijke blokkendozen gezet op plekken waar arbeidershuisjes, herenhuizen of fabriekjes stonden.
En erg? Ik mis de zee als ik er een paar maand niet geweest ben en ik voel me op slag weer jong als ik dat zout op mijn lippen proef. Een zomervakantie is niet compleet als er niet een paar dagen Westkust is bij geweest. En nu kan je veel zeggen over ons kusttoerisme, maar dat het er saai is, is manifest gelogen. Ga je even op een ochtend op een bank zetten bij de horloge in St.-Idesbald of Koksijde. Wat je daar allemaal ziet passeren, dat is Tati en Fellini en Fassbinder allemaal samen. Heerlijk. En ik hou van de ouderwetsheid van een fanfareorkestje op zondagmorgen en een vuurwerkje bij valavond. Ik hou van traiteurs die hun kant-en-klare geregjes voor veel te veel geld aan de man brengen, van de geur van warme wafels en de veertig soorten smaken van roomijs. Alleen voor mosselen met frieten durf ik al eens de grens oversteken. Wat ze daar in België voor durven vragen, is gewoon schandalig.
Het is niet toevallig dat ik jou schrijf, meneer Patatte Boelie, want jij hoort bij mijn jeugd. De Belgische Kust, dat is nostalgie, dat is op je poep het duin af om een knikkerbaan te maken. "Va is weer nostalgisch", zeggen mijn kinderen dan, waneer ik net als vroeger volledig door de duinen van St.-Idesbald tot Koksijde probeer te wandeling. Dat lukt natuurlijk niet meer, want hoe belangrijk dat het duinendecreet ook is geweest voor de conservering van belangrijke, grote lappen duin, het is de doodsteek geweest voor de kleine duintjes die hier en daar nog tussen de villaatjes in lagen. Zoals dat duintje tussen ons vakantiehuis en dat van Patatte Boelie...
Het wordt zomer van de week. Een wandeling tussen de plooien van Scherpenberg en Sulferberg is fantastisch, maar het zomergevoel is pas compleet als ik de zee ruik, het zand onder de voeten voel, garnaalkroketten eet en een potje garnalen bij 't aperitief krijg. Of dat nu een plek is die je volgens sommigen moet gezien hebben of niet.

Wim

zaterdag 15 februari 2014

Westhoek anno 2030

Beste Filip De Rynck,

Je woorden die je vorige zaterdag in Poperinge uitsprak, waren nog niet koud of ze werden al kracht bijgezet door de burgemeester van Heuvelland. Hij had het over zijn armlastige gemeente en hoe ze een klein putje (veel meer dan een soepbord kan dat toch niet zijn)  in  hun begroting willen opvullen met een belasting op wielerwedstrijden die over hun "bergen" willen rijden.
Je had het over de armoede van de kleine, landelijke gemeenten in de Westhoek en hoe dat niet lang meer houdbaar blijft. En inderdaad, de begroting van een gemeente als Vleteren of Lo-Reninge is allicht kleiner dan het gemiddeld jaarloon van een baas van bPost of Belgacom. Meer van dat slag samengooien lost niet veel op en ze mooi verdelen over Poperinge en Ieper zou die twee alleen maar opzadelen met last, zonder veel lust (hoewel ik die twee nog wel een aardig robbertje zou zien vechten om de Kemmelberg...).
Je hield je betoog in Poperinge, waarbij je eerst 30 jaar achterop had gekeken, naar de periode toen Poperinge door feodale landheren en papierdrukkers werd bestuurd die meer aandacht hadden voor de vogeltjes of hun gazet dan voor de vooruitgang van hun gemeente. Je noemde de voorbije legislatuur, met een jonge burgemeester en relatief jonge schepenen, "De Poperingse Lente", waardoor je niet alleen de die dag gefêteerde SP.a deed glimmen maar ook de aanwezige CD&V'ers een mooie, zij het rooie vooravond bezorgde. Het visionaire deel van je speech, was misschien eerst even slikken. Alleen een grote fusie, waarbij Poperinge en Ieper samen gaan, maakt voor jou kans op overleven. Jij bent de bestuurskundige, dus over de financiële en logistieke kant van dat idee laat ik geen twijfel bestaan. Ronduit fantastisch vind ik je idee om de urbanistische expansie voor bedrijventerreinen en woongebieden te concentreren rond de spoorweg Ieper-Poperinge, die dan meteen een sneltramlijn moet worden, die uiteraard ook weer stopt in de Brandhoek en Vlamertinge maar evengoed in de nieuwe woonkernen Saint-Louis (we gaan dat daar toch niet Bubastis noemen zeker!), Geithoek, Robaart, Lissewal en Galgebos, met een uitzwaai richting de vaart Ieper - IJzer. Vlamertinge wordt zodoende het centrum van de zuidelijke Westhoek. Landschappelijk is de natuur op die lijn al redelijk verstoord (of verkloot) zodat het geen zonde zou zijn om de boel daar gewoon dicht te bouwen. Als de consequentie daarvan is dat kleinere kernen in de Westhoek profonde (Loker, Dranouter, Abele, Krombeke, Wulvergem, ...) niet langer aan bakstenen uitbreiding onderhevig zijn, kunnen we daar beter nu dan binnen 30 jaar aan beginnen! Ik reed van de week achter de Zwarteberg, door twee prachtige Frans-Vlaamse dorpjes: St.-Jans-Kappel en Berthen. In beide zijn ze schuwlelijke nieuwe wijken aan 't bouwen die oplopen naar de heuvelflanken. Doodjammer, maar dat krijg je wanneer in kleine autonome dorpjes  kleine politiekertjes telkens weer hun eigen kleine politieke succesje moeten halen. Als we in een grote gemeente Zuid-Westhoek onze hele streek kunnen opdelen in plekken waar het goed werken, andere waar het goed wonen en nog andere waar het goed (be)leven is, dan kan dit eigenlijk niet snel genoeg gebeuren. Over mijn identiteit zit ik niet in. Ook na 38 jaar, voel ik mij nog altijd in de eerste plaats Reningelstenaar en geen Groot-Poperingse machinatie die me dat probeert te ontnemen. Tegelijk hebben die 38 jaar me ook wel weer een bredere identiteit gegeven die mij op bijzondere manier bindt met de Abelenaar, de Krombekenaar en de inwoner van de Boeschepstraat en de Lijsterwijk.
Het enige wat jouw visionaire gedachten nog zou kunnen dwarsbomen, is het politieke wiskundespelletje. Ik wed dat sommigen dat zaterdagnacht in hun bed al hebben liggen doen.

Merci voor de toekomst, Filip en regenachtige groeten uit euh Reningelst of Poperinge of euh..., ja,

Wim

dinsdag 14 januari 2014

Boarebreker

Beste Jan,

We deelden de liefde voor de zee. Ik mis ze zo dikwijls want ik woon "in de bergen". Jij moest ze lange tijd missen toen je in Maldegem-Donk woonde. We lieten geen kans voorbij gaan om naar zee te trekken om er reportages te maken voor Studio West. Ik hield het vooral bij het strand en het aanrollende water. Jouw blik en jouw liefde ging ver voorbij de branding, voorbij de horizon zelfs. Dat was het verschil tussen jij en ik: jij had zeebenen, ik werd al misselijk bij 't idee dat ik aan boord moest gaan van een varend tuig. Jij had niet voor niets vissers in de familie, ik alleen maar mensen die aan de wal hun brood verdienden aan 't kusttoerisme.
Dat was ook het verschil tussen ons als journalist. Ik had voldoende aan een plasje water (een kelle) om wat in te stoeien. Jij wilde door de branding, de volle zee in. Je nam geen genoegen met hier en daar een brokje informatie, je wilde het hele verhaal kennen, je wilde voorbij het omfloerste gewauwel van politici en het voorzichtige geneuzel van woordvoerders en raadsmannen. De waarheid blootleggen was je missie en de objectiviteit was daarbij heilig (ook al had je soms de pest aan "de stem van de andere kant"). Ik kon aan de slag met wat flarden en maakte er onderhoudende dingetjes mee. Precies daarom vulden we mekaar zo wonderwel aan. Je gedrevenheid om de "baren te breken", om tegen de storm in het zeegat uit te geraken, bewonderde ik mateloos. Twee dagen nog voor je op pensioen ging, rende je de redactie uit omdat er één of ander gebeurd was in de haven van Zeebrugge. Wij dachten: "Jan toch, laat het nu even, we pakken de telefoon wel, we waren net zo gezellig aan 't kletsen". Dat was jouw aard niet. Dat van dat kletsen wel, wat was je een gezellige verteller! Maar, je was een journalist in hart en nieren en dat bleef je trouw tot op je laatste dag. Gedreven om een goed, informatief programma te maken, als een golfbreker in de branding. Toch hield je ook van de franjes, van de badinerende praterijtjes (van Dominiek), van de lollige spelletjes die ik maakte, de reportages met een aparte twist (van Ann en Sabine) de typetjes die commentaar leverden, ook bij jouw nieuwsverhalen, enz.
Het moet een bijzondere dag geweest zijn, toen je weg mocht uit Donk en jij en Lieve opnieuw in Blankenberge belandden, met zicht op de haven en... de zee, eindelijk. Jij en Smierl (je sportvissersschuitje) op volle zee, dat moet het einde zijn geweest.
Het klinkt bijna als een misselijke grap dat jij uitgerekend tijdens een zwempartijtje bent omgekomen. Of moet zo'n zeejongen als jij niet op 't droge, in een bed sterven? Ik vernam je dood toen ik zowaar over de grote zeesluis reed in Zeebrugge. Symbolischer kon het niet. Hoe kan ik je even herinneren in deze momenten? Een pijp stoppen misschien? Hoeveel papiermanden heb je in de fik gestoken door die achteloos uit te kloppen op de redactie? Ik zal ze oproken en dan voor alle zekerheid... versmoren in een kommetje water.

Vaar (!) wel Jan,

Wim

dinsdag 12 februari 2013

BOB DE GROOF I.M.

Beste Bob,

Dat net jij en op deze manier mij uit mijn winterslaap kan halen.
Vorige week al was de zin me bekropen om weer aan 't schrijven te slaan. De winterslaap heeft me deugd gedaan. En het is met enige twijfel dat ik weer het forum beklim. Ik mocht n.a.v. Gedichtendag in Alveringem een keuze maken uit mijn geliefkoosde poëzie. Ik las ook het gedicht "De Slekke" van Guido Gezelle: "wacharme, en ik ben uitgekropen". Redelijk herkenbaar voor Westhoekers. We blijven zo graag in ons eigen slakkenhuis, in 't donker keldergat zitten. De grote wereld en het felle zonlicht (van de spotlights) is niet echt aan ons besteed. En toen was er plots die SMS van een collega om jouw dood te melden...
Ach Bob, hoezeer voelde ik mij als Gezelles Slekke toen ik de eerste weken en maanden in de gangen en kantoren (om maar te zwijgen van de studio's) van het Omroepgebouw in Kortrijk vertoefde. Hoe onbenullig en zelfs achterlijk voelde ik me toen ik jou en Jan De Bruyne bezig hoorde aan tafel over de middag. Een microfoon was vergroeid met jullie arm en Louis Paul Boon, Claus of Julien Schoenaerts hadden jullie al allemaal, soms verschillende keren, dat ding tegen de neus geduwd. Ik deed het in mijn broek om te bellen voor een interview met een schepen van Zuienkerke... Ik was germanist maar moest nog mijn eerste Boon of Claus lezen!
Wat een leermeester heb ik in jou gevonden! Die zachtheid waarmee jij mij (en andere jonge collega's) binnen loodste in de wondere wereld van het échte radiomaken. Jij leerde dat het niet stopte bij het opnemen van een gesprek. Het radiomaken begon toen pas. Je had je meest substantiële ingrediënt maar er moest nog gekookt worden. Jij maakte radio zoals Kobe Desramault kookt: met liefde voor elk onderdeel van je gerecht, met een voorkeur voor het pure, het authentieke, het niet-valse. Goeie radio maken is auditieve gastronomie. De definitie lijkt simpel maar er was iemand als jij nodig om me dat inzicht te geven.
Ik schrijf je uit de Westhoek, Bob. Jawel, ondanks dat vizier, dat jij als erudiet stadsmens zo opentrok, ben ik hier toch gebleven. Je had veel sympathie voor de streek en hebt er met je programma "Inpakken en Westwezen" talloze keren aandacht voor gehad. Het toeristische promopraatje was aan jou niet besteed maar je kon bijna de ziel van de Westhoek vatten in je reportages. Je stuurde ook Wannes van de Velde als writer-in-residence (lang voor dat woord bestond) naar ons dorp, waar hij er het café van Berten en Godelieve beschreef, afgeladen vol opgeblonken oorlogsmunitie. En ik herinner me je anaecdote toen je te gast was op een boerderij in Dranouter. De boerin vertelde dat ze 4 joêrs had, 2 knecht'n en 2 misjes. En jij was de kluts kwijt. "Wat een herenboeren, met twee knechten en twee meiden! En nog eens vier zonen ook!" Het was lachen, 's middags aan tafel, drie hoog boven die lelijke skyline van de stationsbuurt van Kortrijk. De zachtheid van je stem maakte elk verhaal een beetje literatuur.
Toen je, om ergens sous-chef te worden in Brussel, de microfoon en de studio ongeveer voor goed achter je liet (op enkele fantastische radiocolumns na) stierf de Vlaamse radio een beetje. Nu je er zelf ook niet meer bent, besef ik dat die radio nooit meer terugkeert. Laat alsjeblief een of ander radiojong op de VRT het gezegende idee hebben om het volledige werk van jou via podcast ter beschikking te stellen. Want ook radioschoonheid biedt troost.
Dag Bob.

Je nederige leerjongen,

Wim

zondag 11 november 2012

Alles in de wind

Beste Ada, Richard jr, Edith en Herbert,

Op een dag als vandaag, 11 november, moet ik wel iets schrijven over die oorlog van nu bijna 100 jaar geleden. Ongetwijfeld zullen er veel nationale hymnes hebben weerklonken in Ieper, Brussel, London en Parijs. Er zullen kransen zijn neergelegd, minuten stilte gehouden en medailles zullen gedanst hebben op uniformen. Ik heb er allemaal niets mee, met dat uiterlijk vertoon dat toch altijd wat moeilijk het evenwicht weet te houden tussen deemoedig eerbetoon en verheerlijking van het heldendom, tussen internationale verzoening en nationalistisch vendelgezwaai. Ik laat het maar gebeuren, maar ik moest vanmorgen aan jullie denken. Ik denk niet dat één van jullie nog leeft. Ada werd geboren in 1904, Richard een jaar later, Edith was van de zomer 1912 en de kleine Herbert van 13 juli 1914. 27 dagen later werd jullie vader, Richard sr,  opgeroepen en tegen eind augustus zou hij al in Vlaanderen arriveren. Heel even leek hij geluk te hebben: een kleine verwonding die hem een blighty bezorgde. Van oktober '14 tot maart '15 was hij thuis. Kleine Herbert was nog altijd geen jaar oud als zijn daddy opnieuw naar Flanders' Fields moest komen op 17 maart. Nog geen twee maanden later zou hij voor eeuwig rust vinden in mijn dorp: Reningelst.
De kinderen van Reningelst, zij die nog niet door de pastoor waren aangemaand om naar de schoolkolonies in Frankrijk te trekken, moeten jullie pa hebben zien liggen. Hij en zijn maats, tientallen, lagen in een lange rij in de weide langs de kerkhofmuur. Als je op het dorpsplein stond kon je ze horen snakken naar adem en met schorre stem schreeuwen om water. Kinderen van Reningelst hebben zijn verbrande, uitpuilende ogen gezien, hebben het schuim op zijn lippen zien staan, hebben de dokter gezien die de hele rij afging om hen een strichninespuit te geven. Op 2 mei 1915 brachten Britse legerlorries de slachtoffers van de gasaanvallen bij Hill 60 binnen in het dorp. En drie dagen later een tweede lading. Toen was jullie dad erbij. In de negen oorlogsmaanden daarvoor zouden er in het dorp hoop en al vier soldaten worden begraven. En dan plots 13 en nog eens 11. Het dorp zou nooit meer hetzelfde zijn als voorheen. De oorlog had het voor goed veranderd. De kleine begraafplaats langs de kerkhofmuur, waar Pa Wardle ligt, zou snel te klein blijken en er kwam een groot New Military Cemetery, achter de school.
Ik vraag me af hoe het voor jullie moeder en voor jullie zelf moet zijn geweest om te vernemen dat jullie vader was gestorven door de... wind. De wind die op bepaalde dagen de rook van de staalfabrieken uit Leeds over jullie huis voerde en op andere dagen de frisse lucht van de Yorkshire Dales. Het kon wel eens kwalijk ruiken, maar dat de wind kon doden. Dat jullie vader was gestorven omdat de wind in de slechte richting blies en mensen met perverte geesten ervoor zorgden dat die wind een verstikkende dood aanvoerde. Hoe was het om dat te horen?
Hoe was de eerste verjaardag van de kleine Herbert, die 13de juli van 1915? Waar dacht je moeder aan toen Bertie diep adem haalde en het kaarsje uitblies?
"From his loving wife and children" staat er op het graf van jullie vader. Er zijn geen uniformen voorbij gemarcheerd vandaag. Geen vlaggen hebben gewapperd of hymnes weerklonken. De middagzon legde zijn zerk in een warme, oranje gloed. Er stond wel een verraderlijk, fijn windje. Ik ben hem gaan groeten, in jullie naam.

Wim

dinsdag 6 november 2012

DE KERK IS HET DORP

Eerwaarde heer Bonny,

Onder de niet bepaald goed bekkende titel "Een houtskoolvuur met vis erop en brood" hebt u een document geschreven waarin u, onder andere, pleit voor het fuseren van parochies tot, bijvoorbeeld, de grootte van de huidige gemeenten. In uw eigen kerkprovincie Antwerpen zou dat van 300 naar zo'n 70 parochies gaan.  Ook al had u dat niet bedoeld, denkt de modale burger die niet zo thuis is in de manier waarop kerk en staat zich tegenover elkaar verhouden in België, dat er dan meteen zo'n 230 kerken gesloten worden voor de eredienst. Zo ziet u dat niet. Een kerk is meer dan een huis waar op zondag mis wordt gehouden en één parochie hoeft zich niet te beperken tot het werk in één huis Gods.
Ik gebruik maar meteen die term die de katholieke kerk zo graag gebruikt voor een kerkgebouw: het huis van God. Dat neemt u ook zeer letterlijk: God woont in die kerken en eens over de meestal imposante, arduinen of marmeren dorpel betreed je gewijde grond. De kerkleiding en de kerkgemeenschap heeft het dus over veel meer dan die indrukwekkende bouwsels die doorgaans de skyline van een dorp of en stadswijk bepalen. Kerken zijn geen architecturale hoogstandjes of misplaatste getuigen van grootheidswaanzin, het zijn als het ware steen geworden veruitwendigingen van de aanwezigheid van God op aarde. Wie bij het lezen van (of eerder het horen waaien over) uw tekst zijn boontjes te week legt op die fantastische, steeds interessant gelegen, doorgaans goed onderhouden, openbare gebouwen om er weet ik wat nog al mee te doen, moet zijn enthousiasme dus nog wel even opbergen.
En toch, eerwaarde, heeft u ook mij aan het denken, het dromen gezet. Neem nu de Westhoek. Ik hoef u de regio niet te leren kennen, als Oostendenaar zal u wel ooit eens terecht gekomen zijn in de buurt, of beperkten de familie-uitstapjes zich tot het pretpark voor misdienaars Dadipark? Neem nu Poperinge: een stad van net geen 20.000 inwoners en liefst 11 parochiekerken op haar grondgebied. Ik wil geen wiskundige formuletjes opdissen om te bewijzen dat dat aan de hoge kant ligt voor het vermoedelijk aantal praktiserende gelovigen. Wiskunde is niet gemaakt om over emotie te redeneren. En het ligt natuurlijk erg emotioneel. De dorpskerk van Reningelst, waar ik ben gedoopt, vind ik een fantastisch gebouw en op welke hoogte ik ook mag staan in de omtrek, het zal altijd die toren zijn waar ik naar op zoek ga en het vinden ervan bezorgt me een warme gloed. De kerk van 't dorp, dat is ons dorp. Maar, eerwaarde, ik vind dat ik er zo weinig gebruik kan van maken. Ik heb namelijk niets meer met wat daar wordt verteld en beweerd, ook al besef ik dat we beter af waren als iedereen uit godsvrees het tweede gebod "Bemin uw naaste zoals uzelf"zou opvolgen. Het wereldlijke alternatief voor naastenliefde, solidariteit, blijkt in deze egoïstische tijden niet echt aan te slaan. U moet er de verkiezingsuitslagen maar eens op naslaan...
Maar goed, die dorpskerk, die niet alleen emotioneel van mij is, maar ook letterlijk want het is mijn belastingsgeld dat het gebouw recht houdt; die dorpskerk zou ik ook graag een beetje voor mij willen hebben. Maar dat ligt moeilijk, vanwege die gewijde grond. En ik weet dus niet hoelang dat nog vol te houden is, beste eerwaarde. In hartje Poperinge staan drie monumentale kerken, samen goed voor wel een hectare vloer en dan praat ik nog niet over de hoogte ervan. Ze staan centraal, strategisch en zijn alle drie beschermd. Dat betekent dat wij, de gemeenschap, ze sowieso moeten onderhouden. Ik hou mijn boontjes op 't droge maar ik heb al bijzonder leuke dingen zien gebeuren in ontwijde kerken: theater, concerten, in Maastricht is de mooiste boekhandel van ons taalgebied ondergebracht in een kerk en in Haarlem wordt zelfs bier gebrouwen in een kerk. Wou u er een eetfestijntje houden met visjes en brood, op houtskoolvuur?
Met eerbiedwaardige groeten,

Wim